Bij dit hele traject van het klinisch asssessment en de toetsing hiervan heb ik veel over mezelf en over mijn medestudenten geleerd.
Ik heb geleerd dat een goede samenwerking een voorwaarde en de basis is van een goed product. Persoonlijk zat ik in een zeer goede groep waarin het samenwerken eigenlijk als vanzelf ging. Deze goede samenwerking kwam voornamelijk ook, omdat wij goed met elkaar communiceerden en wanneer iemand het ergens niet mee eens was, werd hier gewoon op een normale toon over gesproken. We kwamen dan uiteindelijk samen tot een oplossing. Dit gaf mij een heel prettig gevoel. Door deze goede samenwerking stond ik ook 100 % achter het product dat wij in elkaar hadden gezet.
Dit gevoel van goede samenwerking ga ik ook zeker mee nemen in mijn eigen klas later. Wanneer ik zie dat er niet goed samengewerkt wordt met elkaar, zal ik ervoor zorgen dat de kinderen met elkaar in gesprek gaan. Hoe komt het dat er niet goed wordt samengewerkt? Ik zal ook zeker het gesprek onderling stimuleren, zodat de kinderen gezamenlijk tot een conclusie komen. Ik wil mij als leerkracht hier steeds minder mee gaan bemoeien. Kinderen vanaf groep 5 zijn oud en wijs genoeg om dit al redelijk te kunnen.
Daarnaast vond ik dit klinisch assessment een goede oefening voor later wanneer we zelf voor de klas staan. Ik vond het persoonlijk een heel prettige manier van toetsen. We werden gedwongen om na te denken over de praktijk. Een aantal vaardigheden die we hebben geoefend tijdens de opdrachten van het klinisch assessment, zal ik ook zeker toepassen in de praktijk. Voornamelijk de oefeningen over de gesprekken met de ouders vond ik een waardevolle opdracht.
Als laatste heb ik van dit klinisch assessment geleerd om me niet mee te laten zuigen in de stress van andere mensen. Ons groepje werkte namelijk supergoed samen, maar we merkten ook dat er in groepjes om ons heen heel veel stress was en veel spanningen onderling. Normaal gesproken zou ik me daar heel veel van aantrekken, maar ik had met mezelf afgesproken om dat tijdens deze opdracht niet te doen. Dit werkte voor mij persoonlijk heel erg goed. Ik zal dit ook zeker toepassen in de praktijk later. Ik zal zeker wel een luisterend oor blijven en advies geven, maar ik moet me de problemen van anderen niet meer zo erg aantrekken.
Blog voor 'Diversiteit'
donderdag 26 april 2012
vrijdag 20 april 2012
Toepassingskaart 7 - Opstellen Van Individueel Handelingsplan
Op mijn stageschool maken ze geen gebruik van individuele handelingsplannen. Het handelingsplan dat ik nu heb ingevuld, is het handelingsplan dat we aangereikt hebben gekregen in themabijeenkomst 4.
De intakefase, probleemanalyse en onderzoeksfase heb ik eigenlijk een beetje gezamenlijk doorlopen. Door gesprekken met mijn mentor, mijn eigen observaties in de klas en het analyseren van het gemaakte werk van de kinderen ben ik uiteindelijk gekomen tot de volgende twee handelingsplannen. Het ene handelingsplan is voor rekenen, het andere handelingsplan is gemaakt voor spelling.
De adviesfase staat al aangegeven op het individuele handelingsplan.
Hieronder staan de foto's van de handelingsplannen.
donderdag 19 april 2012
Toepassingskaart 8 - Dyslexie II OK
Deze toepassingskaart bestaat uit verschillende elementen. De volgende elementen zijn te vinden op deze blog:
- Zelfevaluatie + Reflectie op de Zelfbeoordelingslijst voor leerkrachten bij de invoering van het Protocol Leesproblemen en Dyslexie
- Vragen en antwoorden met betrekking tot de presentaties over dyslexie.
- Onze eigen presentatie + bronnenlijst
Zelfevaluatie + reflectie
Hieronder de foto's waarop mijn zelfevaluatie staat.
- Zelfevaluatie + Reflectie op de Zelfbeoordelingslijst voor leerkrachten bij de invoering van het Protocol Leesproblemen en Dyslexie
- Vragen en antwoorden met betrekking tot de presentaties over dyslexie.
- Onze eigen presentatie + bronnenlijst
Zelfevaluatie + reflectie
Hieronder de foto's waarop mijn zelfevaluatie staat.
Wat mij vooral opviel was dat deze zelfevaluatie heel erg gericht was op leerkrachten die al een eigen klas voor hun neus hebben en die al een tijdje werken. Ik vond het daarom lastig om sommige competenties in te vullen. Bij de competentie samenwerken met collega's bijvoorbeeld, vond ik het heel lastig om na te gaan wat ik nu wel en niet allemaal deed. Ik heb daar daarom allemaal nog maar eentjes ingevuld, omdat ik hier nu nog niet echt mee te maken heb.
Vragen en antwoorden met betrekking tot de presentaties over dyslexie
Jammer genoeg heeft niet iedereen uit de klas zijn of haar presentatie opgestuurd. De vragen en de antwoorden op de presentaties die ik wel heb gelezen, zullen hieronder te lezen zijn.
- Welke hulpmiddelen voor dyslexie bestaan er allemaal?
Er zijn ICT-middelen die ingezet kunnen worden. Daarnaast zijn er ook nog de daisy-speler, leeslinialen, de Kurzweil 1000 en de Reading Pen.
- Wat is Pi-Spello?
Pi-Spello is de methode, die erkent dat een kind met spellingmoeilijkheden (en dyslexie) geen houvast heeft aan een woordbeeld en dus af moet gaan op de klanken van een woord.
- Waarom is Pi-Spello goed voor kinderen met dyslexie?
Pi-Spello laat kinderen werken met klanken en kleuren. Ieder aparte klank heeft een verschillende kleur. Zo ziet het kind met dyslexie dat de 'e' in 'weg' en 'wegen' er hetzelfde uitziet, maar toch anders klinkt.
- Welke informatieve boeken zijn er allemaal te vinden over dyslexie?
'De dyslexie survival gids', 'ik heb dyslexie, nou en', 'wij zijn niet dom'.
- Zijn deze informatieve boeken ook geschreven in de belevingswereld van de kinderen?
Ja, de meeste boeken zijn geschreven in de belevingswereld van de kinderen. Zeker voor kinderen die dyslexie hebben. Vooral de dyslexie survival gids is hier een goed voorbeeld van.
- Wat wordt er allemaal verteld op een ouderavond over dyslexie?
Vooral de achtergrond van dyslexie wordt verteld. Wat is dyslexie precies? Wat betekent het in de praktijk om dyslexie te hebben? Daarnaast worden er tips gegeven hoe ouders hun kind met dyslexie kunnen helpen/ ondersteunen.
- Wat is Ralfi lezen?
Ralfi is een methodiek om de leesvaardigheid te verbeteren bij kinderen, bij wie het lezen niet versnelt of automatiseert.
- Hoe kan Ralfi lezen ingezet worden op een basisschool?
Het Ralfi lezen kan worden ingezet tijdens de leeslessen op school. Er moeten bepaalde handelingen worden uitgevoerd en deze handelingen kan de leerkracht inzetten.
- Waaruit bestaat dit stappenplan voor kinderen met dyslexie?
Dit stappenplan bestaat uit een versje. In het versje komen woorden voor met au. Wanneer kinderen woorden tegen komen met au of ou moeten ze terug denken aan het versje. Komt het woord niet voor in het versje dan wordt het woord geschreven met ou, komt het wel in het versje voor dan wordt het geschreven met au.
Onze eigen presentatie + bronnenlijst
Onze eigen presentatie ging over boeken die zelfbeeld van kinderen met betrekking tot dyslexie kan vergroten. Hieronder staat wat wij wilden vertellen.
Tijdens deze presentatie zouden we het hebben over boeken voor kinderen met dyslexie van groep 5 tot en met groep 8 die zouden helpen om het zelfbeeld van deze kinderen te vergroten.
Voor een kind met dyslexie kunnen ervaringen met lezen en spellen zo vervelend worden dat een kind hierdoor behoorlijk gefrustreerd kan raken en de moed kan verliezen om nog te gaan lezen. Het kind kan met faalangst reageren wanneer hij of zij moet lezen. Lezen blijft een kind met dyslexie vervelend vinden en wanneer hij of zij hardop voor moet lezen in de klas, kan het zijn dat dit kind smoesjes gaat verzinnen om maar niet hardop te hoeven lezen.
Wat voor elk kind belangrijk is, dus ook voor een kind met dyslexie, is dat het kind succeservaringen krijgt. Door middel van de boeken die wij gekozen hebben, denken wij dat een kind met dyslexie deze succeservaring kan krijgen.
We hebben aan kinderen met dyslexie gevraagd wat hun ervaringen zijn met boeken en wat ze in deze boeken belangrijk vinden.
- de boeken moeten met een thema zijn dat past bij de interesse
- er moeten veel plaatjes in deze boeken
- de boeken moeten grotere letters dan ‘normale’ boeken hebben
- ze vinden het fijn als er geen lange zinnen in de boeken staan.
Speciaal voor kinderen met dyslexie zijn er uitgeverijen die speciale reeksen op de markt hebben gebracht. Dit zijn:
- Serie zoeklicht van uitgeverij Zwijsen
- De kokkel-reeks van uitgeverij de Inktvis
- Geronimo Stilton
- Troefreeks van uitgeverij van Tricht
Deze laatste reeks is gemaakt voor kinderen vanaf 13 jaar, dus vanaf de middelbare schoolleeftijd. Toch hebben we deze erbij gezet voor als een kind met dyslexie in groep 8 toch behoefte heeft aan iets moeilijkere boeken.
De boeken die wij hebben gekozen, zijn te vinden in de PowerPoint. Wat deze boeken gemeen hebben is dat:
- de boeken bestaan uit korte zinnen en korte alinea’s
- de hoofdstukken in de boeken meestal maar uit één of twee pagina’s bestaan
- de boeken ondersteunde plaatjes hebben
- sommige van deze boeken een speciaal lettertype hebben
- sommige van deze boeken gedrukt zijn op speciaal gekleurd papier
Als je kijkt naar wat de kinderen met dyslexie belangrijk vinden en wat de boeken die wij gekozen hebben gemeen hebben, komt het grootste gedeelte overeen. Wij denken dat de boeken die wij gekozen hebben, hierdoor ook het zelfbeeld van de kinderen met betrekking tot het lezen zullen vergroten.
De boeken die ik heb gelezen waren:
- 'Dekke danst' van Lizzy van Pelt
- 'En de winnaar is...' van Elisabeth Mollema
- 'Help! Een geheim' van Netty van Kaathoven.
Hieronder een korte inhoud van de gelezen boeken.
'Dekke danst' gaat over Dekke. Hij wilt heel erg graag met zijn beste vriendin Loes op ballet, maar hij is bang dat hij dan door de stoere jongens uitgelachen en gepest wordt. Uiteindelijk haalt zijn beste vriendin hem toch over en zitten ze samen op ballet. De stoerste jongen van de klas, Jonas, komt er uiteindelijk achter en pest Dekke dus hiermee. Dekke gaat dan niet meer naar ballet en voelt zich helemaal niet fijn. Loes gaat dan naar de meester toe en de meester praat er met de klas over. Uiteindelijk gaat de hele klas zelfs kijken naar een balletvoorstelling waar Dekke en Loes samen in dansen. De hele klas is onder de indruk. Jonas komt dan naar Dekke toe en vertelt dat hij ook op dansen gaat, maar dan wel op streetdance.
'En de winnaar is...' gaat over twee broers Adriaan en Hannes. Ze hebben samen een hond die Dirk heet. De jongens zien een bericht in een folder staan over een hondenwedstrijd en zij willen dat Dirk daaraan mee gaat doen. Ze oefenen kunstjes met hem en uiteindelijk komen ze erachter dat Dirk kan 'zingen'. Op de dag van de hondenwedstrijd raken Adriaan en Hannes Dirk kwijt. Ze zoeken hem overal, maar kunnen hem nergens vinden. Dirk doet uiteindelijk mee met een hondenmodeshow en hij wint.
'Help! Een geheim' gaat over Eef. Eef komt erachter dat Carola niet haar echte moeder is. Samen met haar beste vrienden, Afra en Jomo, gaat ze op zoek naar haar echte moeder. Ze komt er uiteindelijk achter dat haar echte moeder in een halfopen inrichting voor vrouwen woont. Zij is daar terecht gekomen, omdat ze drugs smokkelde voor geld. Ze werd gesnapt bij de douane. Eef is geschrokken van het verhaal, maar wil wel haar echte moeder leren kennen.
Bronnenlijst
Expertisecentrum Nederlands (2011). Dyslexie, school & gezondheidszorg/Tips voor ouders. Geraadpleegd op donderdag 19 april 2012 via http://www.leesletters.nl/Leesinfo/Informatie-over-dyslexie-voor-ouders
Kaathoven, N., van (2005). Help! Een geheim. Twello: Van Tricht Uitgeverij.
Mollema, E. (2007). En de winnaar is... Tilburg: Zwijsen.
Pelt, L., van (2007). Dekke danst. Dordrecht: Uitgeverij de Inktvis.
Vragen en antwoorden met betrekking tot de presentaties over dyslexie
Jammer genoeg heeft niet iedereen uit de klas zijn of haar presentatie opgestuurd. De vragen en de antwoorden op de presentaties die ik wel heb gelezen, zullen hieronder te lezen zijn.
- Welke hulpmiddelen voor dyslexie bestaan er allemaal?
Er zijn ICT-middelen die ingezet kunnen worden. Daarnaast zijn er ook nog de daisy-speler, leeslinialen, de Kurzweil 1000 en de Reading Pen.
- Wat is Pi-Spello?
Pi-Spello is de methode, die erkent dat een kind met spellingmoeilijkheden (en dyslexie) geen houvast heeft aan een woordbeeld en dus af moet gaan op de klanken van een woord.
- Waarom is Pi-Spello goed voor kinderen met dyslexie?
Pi-Spello laat kinderen werken met klanken en kleuren. Ieder aparte klank heeft een verschillende kleur. Zo ziet het kind met dyslexie dat de 'e' in 'weg' en 'wegen' er hetzelfde uitziet, maar toch anders klinkt.
- Welke informatieve boeken zijn er allemaal te vinden over dyslexie?
'De dyslexie survival gids', 'ik heb dyslexie, nou en', 'wij zijn niet dom'.
- Zijn deze informatieve boeken ook geschreven in de belevingswereld van de kinderen?
Ja, de meeste boeken zijn geschreven in de belevingswereld van de kinderen. Zeker voor kinderen die dyslexie hebben. Vooral de dyslexie survival gids is hier een goed voorbeeld van.
- Wat wordt er allemaal verteld op een ouderavond over dyslexie?
Vooral de achtergrond van dyslexie wordt verteld. Wat is dyslexie precies? Wat betekent het in de praktijk om dyslexie te hebben? Daarnaast worden er tips gegeven hoe ouders hun kind met dyslexie kunnen helpen/ ondersteunen.
- Wat is Ralfi lezen?
Ralfi is een methodiek om de leesvaardigheid te verbeteren bij kinderen, bij wie het lezen niet versnelt of automatiseert.
- Hoe kan Ralfi lezen ingezet worden op een basisschool?
Het Ralfi lezen kan worden ingezet tijdens de leeslessen op school. Er moeten bepaalde handelingen worden uitgevoerd en deze handelingen kan de leerkracht inzetten.
- Waaruit bestaat dit stappenplan voor kinderen met dyslexie?
Dit stappenplan bestaat uit een versje. In het versje komen woorden voor met au. Wanneer kinderen woorden tegen komen met au of ou moeten ze terug denken aan het versje. Komt het woord niet voor in het versje dan wordt het woord geschreven met ou, komt het wel in het versje voor dan wordt het geschreven met au.
Onze eigen presentatie + bronnenlijst
Onze eigen presentatie ging over boeken die zelfbeeld van kinderen met betrekking tot dyslexie kan vergroten. Hieronder staat wat wij wilden vertellen.
Tijdens deze presentatie zouden we het hebben over boeken voor kinderen met dyslexie van groep 5 tot en met groep 8 die zouden helpen om het zelfbeeld van deze kinderen te vergroten.
Voor een kind met dyslexie kunnen ervaringen met lezen en spellen zo vervelend worden dat een kind hierdoor behoorlijk gefrustreerd kan raken en de moed kan verliezen om nog te gaan lezen. Het kind kan met faalangst reageren wanneer hij of zij moet lezen. Lezen blijft een kind met dyslexie vervelend vinden en wanneer hij of zij hardop voor moet lezen in de klas, kan het zijn dat dit kind smoesjes gaat verzinnen om maar niet hardop te hoeven lezen.
Wat voor elk kind belangrijk is, dus ook voor een kind met dyslexie, is dat het kind succeservaringen krijgt. Door middel van de boeken die wij gekozen hebben, denken wij dat een kind met dyslexie deze succeservaring kan krijgen.
We hebben aan kinderen met dyslexie gevraagd wat hun ervaringen zijn met boeken en wat ze in deze boeken belangrijk vinden.
- de boeken moeten met een thema zijn dat past bij de interesse
- er moeten veel plaatjes in deze boeken
- de boeken moeten grotere letters dan ‘normale’ boeken hebben
- ze vinden het fijn als er geen lange zinnen in de boeken staan.
Speciaal voor kinderen met dyslexie zijn er uitgeverijen die speciale reeksen op de markt hebben gebracht. Dit zijn:
- Serie zoeklicht van uitgeverij Zwijsen
- De kokkel-reeks van uitgeverij de Inktvis
- Geronimo Stilton
- Troefreeks van uitgeverij van Tricht
Deze laatste reeks is gemaakt voor kinderen vanaf 13 jaar, dus vanaf de middelbare schoolleeftijd. Toch hebben we deze erbij gezet voor als een kind met dyslexie in groep 8 toch behoefte heeft aan iets moeilijkere boeken.
De boeken die wij hebben gekozen, zijn te vinden in de PowerPoint. Wat deze boeken gemeen hebben is dat:
- de boeken bestaan uit korte zinnen en korte alinea’s
- de hoofdstukken in de boeken meestal maar uit één of twee pagina’s bestaan
- de boeken ondersteunde plaatjes hebben
- sommige van deze boeken een speciaal lettertype hebben
- sommige van deze boeken gedrukt zijn op speciaal gekleurd papier
Als je kijkt naar wat de kinderen met dyslexie belangrijk vinden en wat de boeken die wij gekozen hebben gemeen hebben, komt het grootste gedeelte overeen. Wij denken dat de boeken die wij gekozen hebben, hierdoor ook het zelfbeeld van de kinderen met betrekking tot het lezen zullen vergroten.
De boeken die ik heb gelezen waren:
- 'Dekke danst' van Lizzy van Pelt
- 'En de winnaar is...' van Elisabeth Mollema
- 'Help! Een geheim' van Netty van Kaathoven.
Hieronder een korte inhoud van de gelezen boeken.
'Dekke danst' gaat over Dekke. Hij wilt heel erg graag met zijn beste vriendin Loes op ballet, maar hij is bang dat hij dan door de stoere jongens uitgelachen en gepest wordt. Uiteindelijk haalt zijn beste vriendin hem toch over en zitten ze samen op ballet. De stoerste jongen van de klas, Jonas, komt er uiteindelijk achter en pest Dekke dus hiermee. Dekke gaat dan niet meer naar ballet en voelt zich helemaal niet fijn. Loes gaat dan naar de meester toe en de meester praat er met de klas over. Uiteindelijk gaat de hele klas zelfs kijken naar een balletvoorstelling waar Dekke en Loes samen in dansen. De hele klas is onder de indruk. Jonas komt dan naar Dekke toe en vertelt dat hij ook op dansen gaat, maar dan wel op streetdance.
'En de winnaar is...' gaat over twee broers Adriaan en Hannes. Ze hebben samen een hond die Dirk heet. De jongens zien een bericht in een folder staan over een hondenwedstrijd en zij willen dat Dirk daaraan mee gaat doen. Ze oefenen kunstjes met hem en uiteindelijk komen ze erachter dat Dirk kan 'zingen'. Op de dag van de hondenwedstrijd raken Adriaan en Hannes Dirk kwijt. Ze zoeken hem overal, maar kunnen hem nergens vinden. Dirk doet uiteindelijk mee met een hondenmodeshow en hij wint.
'Help! Een geheim' gaat over Eef. Eef komt erachter dat Carola niet haar echte moeder is. Samen met haar beste vrienden, Afra en Jomo, gaat ze op zoek naar haar echte moeder. Ze komt er uiteindelijk achter dat haar echte moeder in een halfopen inrichting voor vrouwen woont. Zij is daar terecht gekomen, omdat ze drugs smokkelde voor geld. Ze werd gesnapt bij de douane. Eef is geschrokken van het verhaal, maar wil wel haar echte moeder leren kennen.
Bronnenlijst
Expertisecentrum Nederlands (2011). Dyslexie, school & gezondheidszorg/Tips voor ouders. Geraadpleegd op donderdag 19 april 2012 via http://www.leesletters.nl/Leesinfo/Informatie-over-dyslexie-voor-ouders
Kaathoven, N., van (2005). Help! Een geheim. Twello: Van Tricht Uitgeverij.
Mollema, E. (2007). En de winnaar is... Tilburg: Zwijsen.
Pelt, L., van (2007). Dekke danst. Dordrecht: Uitgeverij de Inktvis.
Toepassingskaart 6 - Observatie Leerprobleem (Tijdsteekproef)
1 + 2. In samenspraak met mijn mentor had ik gekozen om te gaan werken met/kijken naar leerling B. Het leerprobleem van B. is dat hij vaak om zich heen kijkt, terwijl hij eigenlijk aan het werk hoort te gaan. B. heeft ook problemen met zijn taakgerichtheid wanneer andere leerlingen langs lopen en een praatje met hem gaan houden. Hij blijft na dit gesprekje vaak nog lange tijd voor zich kijken in plaats van in zijn boek. Dit was mij opgevallen tijdens mijn startobservatie.
Hieronder staat een foto van de startobservatie.
Op de foto staat dat leerling B. gedurende de geobserveerde 15 minuten
53 % taakgericht bezig was
40 % bezig was met dagdromen, rondkijken, andere activiteiten
7 % contact had met medeleerlingen
0 % contact had met de leerkracht
0 % bezig was met opstaan en rondlopen
3. De aanpak waarmee ik B. meer aan de slag wilde laten gaan, was om vooraf even een gesprekje met hem aan te gaan. In dit gesprekje heb ik met hem gesproken over de taak die hij gaat maken. Ook heb ik aan hem gevraagd hoe lang hij denkt hiermee bezig te zijn. De stappen die ik heb genomen bij toepassingskaart 5 heb ik ook dus bij deze toepassingskaart gebruikt.
Hieronder staat een foto van de eindobservatie.
Gedurende deze 15 minuten was/had de leerling:
84 % van de tijd taakgericht bezig
9 % van de tijd bezig met dagdromen, rondkijken, andere activiteiten
7 % van de tijd contact met medeleerlingen
0 % van de tijd contact met de leerkracht
0 % van de tijd bezig met opstaan en rondlopen
5. Door het vergelijken van de twee observaties zag ik de volgende veranderingen. De taakgerichtheid van leerling B is groter geworden. De taakgerichtheid van leerling B. is van 53 % naar 84 % gestegen. Het dagdromen, rondkijken en de andere activiteiten zijn gedaald van 40 % naar 9 %. Dit is dus een forse daling. Het contact met de medeleerling is echter hetzelfde gebleven. Dit is blijven hangen op 7 %.
6. De conclusies die ik aan de hand van deze observaties kan trekken, zijn als volgt. De aanpak heeft voor een groot gedeelte wel gewerkt. De taakgerichtheid van leerling B. is vergroot en het dagdromen is afgenomen. Hier moeten echter wel een aantal kanttekeningen geplaatst worden. Het contact met de medeleerling is namelijk hetzelfde gebleven. Een gedeelte van het probleem is dus nog niet opgelost. Dit had ik ook eerlijk gezegd niet verwacht. Ik denk dat er pas echte uitspraken gedaan kunnen worden over de taakgerichtheid van leerling B. als er langer met hem gewerkt wordt en de uitkomsten zo blijven. Drie dagen begeleiding is hier in mijn ogen te weinig voor.
Hieronder staat een foto van de startobservatie.
Op de foto staat dat leerling B. gedurende de geobserveerde 15 minuten
53 % taakgericht bezig was
40 % bezig was met dagdromen, rondkijken, andere activiteiten
7 % contact had met medeleerlingen
0 % contact had met de leerkracht
0 % bezig was met opstaan en rondlopen
3. De aanpak waarmee ik B. meer aan de slag wilde laten gaan, was om vooraf even een gesprekje met hem aan te gaan. In dit gesprekje heb ik met hem gesproken over de taak die hij gaat maken. Ook heb ik aan hem gevraagd hoe lang hij denkt hiermee bezig te zijn. De stappen die ik heb genomen bij toepassingskaart 5 heb ik ook dus bij deze toepassingskaart gebruikt.
Hieronder staat een foto van de eindobservatie.
Gedurende deze 15 minuten was/had de leerling:
84 % van de tijd taakgericht bezig
9 % van de tijd bezig met dagdromen, rondkijken, andere activiteiten
7 % van de tijd contact met medeleerlingen
0 % van de tijd contact met de leerkracht
0 % van de tijd bezig met opstaan en rondlopen
5. Door het vergelijken van de twee observaties zag ik de volgende veranderingen. De taakgerichtheid van leerling B is groter geworden. De taakgerichtheid van leerling B. is van 53 % naar 84 % gestegen. Het dagdromen, rondkijken en de andere activiteiten zijn gedaald van 40 % naar 9 %. Dit is dus een forse daling. Het contact met de medeleerling is echter hetzelfde gebleven. Dit is blijven hangen op 7 %.
6. De conclusies die ik aan de hand van deze observaties kan trekken, zijn als volgt. De aanpak heeft voor een groot gedeelte wel gewerkt. De taakgerichtheid van leerling B. is vergroot en het dagdromen is afgenomen. Hier moeten echter wel een aantal kanttekeningen geplaatst worden. Het contact met de medeleerling is namelijk hetzelfde gebleven. Een gedeelte van het probleem is dus nog niet opgelost. Dit had ik ook eerlijk gezegd niet verwacht. Ik denk dat er pas echte uitspraken gedaan kunnen worden over de taakgerichtheid van leerling B. als er langer met hem gewerkt wordt en de uitkomsten zo blijven. Drie dagen begeleiding is hier in mijn ogen te weinig voor.
woensdag 18 april 2012
Toepassingskaart 5 - Afstemmen In Taaksituaties
Voor het afstemmen in taaksituaties heb ik eerst met mijn mentor overlegd met welk kind ik het beste zou kunnen werken voor deze toepassingskaart. We kwamen uiteindelijk terecht bij leerling J. Deze leerling is heel goed in rekenen, maar is tijdens het werken vaak afgeleid door de computer die naast hem staat.
Hieronder staat het voorbereidingsblad waarop de verbalisaties staan die ik heb gebruikt tijdens de les. Daaronder staat het voorbereidingsformulier.
Nadat ik de afspraken met de leerling had gemaakt, ging de leerling heel rustig en heel geconcentreerd aan het werk. We hadden samen een afspraak gemaakt over hoe lang hij dacht ezig te zijn. Toen de afgesproken tijd steeds dichterbij kwam, ging hij steeds onzorgvuldiger werken. Hij maakte steeds meer fouten die hij eigenlijk niet had moeten maken.
Toen ik aan hem vroeg waarom hij die foutjes had gemaakt, had hij daar eigenlijk geen antwoord op. Mijn intuïtie zei dat hij het gewoon snel af wilde hebben en maar wat had ingevuld. Aan het begin werkte hij echter wel heel taakgericht, dus de verbalisaties hebben naar mijn inzicht wel zin gehad. Zeker als het gaat over het (zelfstandig) taakgericht werken.
zondag 15 april 2012
Toepassingskaart 3 - Groepsplannen en Individuele Handelingsplannen
Op mijn stageschool werken ze met hangelingsgericht werken. Er wordt dus niet gewerkt met individuele handelingsplannen. Er wordt alleen maar gewerkt met groepsplannen. Om toch een analyse te kunnen maken en de verschillen aan te geven tussen dit groepsplan en een individueel handelingsplan, gebruik ik het individuele handelingsplan die we aangereikt hebben gekregen in themabijeenkomst 4.
Belangrijkste verschillen tussen het groepsplan en het individueel handelingsplan:
- Er zijn geen doelen aangegeven op het groepsplan
- De inhoud is in tegen stelling tot op een individueel handelingsplan heel kort aangegeven. Er is alleen aangegeven op welk vakgebied een bepaald kind opvalt.
- Op het groepsplan is geen aanpak of methodiek aangegeven.
- Geen plek voor evaluatie. Na navraag blijkt de evaluatie op een ander formulier opgeschreven te worden.
- Er staan op het groepsplan geen afspraken met de ouders.
Als ik dit groepsplan vergelijk met waar wij het op Hogeschool Leiden over hebben gehad, moet ik bekennen dat er in mijn optiek een aantal punten missen op dit groepsplan. Daarentegen wordt er zoals eerder beschreven op mijn stageschool handelingsgericht gewerkt, dus uit praktijkervaring kan ik zien dat er wel gewerkt wordt met de verschillen van de kinderen. Dit staat alleen niet duidelijk op papier.
Toepassingskaart 2 - Interview Met Mentor
Het interview dat ik met mijn mentor heb gehouden, staat hieronder geschreven. Ik heb hieronder alleen de antwoorden opgeschreven die mijn mentor heeft gegeven. De vragen zijn terug te vinden op toepassingskaart 2.
SFEER
1. De sfeer is goed. Het is een sociale groep.
2. Je kunt veel lachen met ze. Ze durven alles te zeggen in de groep. Ze zijn behulpzaam naar elkaar toe.
3. De kinderen veel positieve complimenten geven.
4. Er zijn wel een paar jongens die denken dat ze de hele tijd grappig zijn. Met hen moet je af en toe even kletsen.
RELATIE MET DE KINDEREN
5. Eigenlijk met alle kinderen. Wanneer ze iets buiten school hebben en ze vragen of ik een keer kom kijken, en ik kan. Dan ga ik altijd even langs. Dit vinden ze erg leuk.
6. Eigenlijk geen een.
RELATIES ONDERLING
7. Er zijn verschillende groepjes in de klas. Wat meidengroepjes en wat jongensgroepjes.
8. Voortdurend is hier een groot woord. Af en toe gebeurt er wel eens wat.
9. Nee. De kinderen kunnen goed in groepjes spelen en werken, maar die groepjes kunnen wel eens verschillen.
10. Bij de jongens D. en bij de meisjes R.
DE GROEP
11. Hoe om te gaan met elkaar. (niet pesten)
12. Elkaar aanraken en niet door de klas kletsen.
13. De groep is dan wat drukker. Ik heb een vaste vervanger voor compensatieverlof. Dit gaat goed.
14. Goed. Ze zijn meestal leuk bezig met balsporten doen en turnen op het klimrek.
15. Minimaal 1 uur.
16. Deze zijn in ieder geval gepland. Daarnaast gebeurt er wel eens iets onverwachts. Dit neem je dan mee.
ALGEMENE LEERPRESTATIES
17. 29 leerlingen.
18. Goed op niveau.
19. Ongeveer de helft.
20. 6 leerlingen.
21. Mijn mentor verwijst me hiervoor naar het leerlingvolgsysteem. Bij ieder kind ligt de verhouding tussen de prestaties bij (begrijpend) lezen, spelling en rekenen verschillend. Sommige kinderen zijn iets beter in rekenen, anderen weer iets beter in spelling. In vergelijking met de andere leerlingen is het niveau wel lager.
ORGANISATIE
22. Ja, over het algemeen wel. Er zijn er nog wel een paar die daar erg veel moeite mee hebben.
23. Ja. Ook beginnen wij iedere dag met een inloop waar ik tijd heb om de kinderen te begeleiden.
24. Nee.
25. Die hebben plusboek voor rekenen. En de hele goede leerlingen die over de hele linie goed scoren hebben levelwerk.
OVERZICHT SPECIFIEKE BEHOEFTEN
26. Met name D., T., B. en Y wat betreft gedrag.
INDIVIDUELE LEERPRESTATIES
27. Er zijn op ieder gebied wel kinderen die behoefte hebben aan een specifieke aanpak of extra hulp. Dit kan zijn voor lezen of rekenen of iets anders. Tijdens de inloop (dat is aan het begin van iedere dag een kwartier) werken de kinderen zelfstandig aan een bepaald leergebied. Dit is op sommige dagen een vak waar de kinderen moeite mee hebben. Andere dagen kan het bijvoorbeeld ook een rekenspelletje zijn.
28. Ja, het verschil in prestaties is er. Dat kan te maken hebben met de angst voor een (Cito) toets en niet in het gewone werk. Ook kan dat te maken hebben met een “slechte” dag of juist heel geconcentreerd iets maken. (“goede” dag)
29. Ja hoor. Bij de zwakkere kinderen moet je op zoek gaan naar de makkelijke verbeterpuntjes. Dingen waarbij snel resultaat te zien is voor de leerlingen. Dit werkt motiverend. De lat niet te hoog leggen in één keer, maar in stapjes jouw doel bereiken.
30. Daar kunnen ze op een goede manier mee omgaan. Niet iedereen is overal even goed in. Ze accepteren elkaar ook daarin.
31. Ja, die is voorhanden. Dit zijn de materialen die gebruikt worden tijdens de inloop. Dit zijn bijvoorbeeld rekenspelletjes, miniloco, leesboekjes, spellingbakkaarten. Ook op de computer kunnen de leerlingen werken met materialen via ambrasoft.
GEDRAG EN WERKHOUDING
32. Met gedragsproblemen helpt het als je duidelijk afspraken maakt met de kinderen en deze na korte tijd evalueert met ze. Een beloningssysteem helpt ook bij ze. Met werkhoudingsproblemen kijk je altijd eerst waar het aan ligt. Is het werk te makkelijk of moeilijk. Kan een kind zich niet concentreren, ligt het aan tempo omdat een leerling juist heel (overdreven) netjes wil werken, etc.
33. Ik denk dat ik bij de leerlingen met dit soort problemen wel de juiste snaar heb geraakt.
OUDERS
34. Ze zien dit vaak thuis ook en zijn welwillend om samen het beste te doen voor hun kind. Of dit thuis extra oefenen is, of juist vaak naar school komen om het lijntje zeer kort te houden tussen ouders en leerkracht.
LEERLINGEN MET SPECIFIEKE BEHOEFTEN
35. Daar heb ik er geen een van in de klas in vergelijking met de andere groep 5. Daar zit wel een “zwaar” figuur.
36. Zowel gedragsmatig als cognitief zeer zwak.
37. Ze zijn bezig met onderzoeken te doen waar dit gedrag vandaan komt en wat de beste hulp voor hem is.
38. Als je zo’n kind veel moet waarschuwen of andere maatregelen moet nemen, kan dat best wel een leiden tot vermindering van het plezier.
39. Wanneer je te veel leerlingen in je klas hebt met specifieke behoeften dan ben je wat graag blij met hulp die je krijgt van IB-er, RT-er en ouders.
40. Ik vind dat je de kinderen zolang mogelijk op het reguliere onderwijs moet houden. Wanneer het plezier van de leerling om naar school te gaan daalt omdat hij/zij altijd op zijn/haar tenen moet lopen, is het soms beter om op zoek te gaan naar een alternatief.
DE INTERN BEGELEIDER
41. De IB-er heeft een begeleidende rol voor iedere leerkracht. Je kunt altijd naar haar toe lopen met vragen die je hebt. Ook is zij de contactpersoon tussen andere instanties en de school.
42. Ik voel mij goed ondersteund als leerkracht.
SFEER
1. De sfeer is goed. Het is een sociale groep.
2. Je kunt veel lachen met ze. Ze durven alles te zeggen in de groep. Ze zijn behulpzaam naar elkaar toe.
3. De kinderen veel positieve complimenten geven.
4. Er zijn wel een paar jongens die denken dat ze de hele tijd grappig zijn. Met hen moet je af en toe even kletsen.
RELATIE MET DE KINDEREN
5. Eigenlijk met alle kinderen. Wanneer ze iets buiten school hebben en ze vragen of ik een keer kom kijken, en ik kan. Dan ga ik altijd even langs. Dit vinden ze erg leuk.
6. Eigenlijk geen een.
RELATIES ONDERLING
7. Er zijn verschillende groepjes in de klas. Wat meidengroepjes en wat jongensgroepjes.
8. Voortdurend is hier een groot woord. Af en toe gebeurt er wel eens wat.
9. Nee. De kinderen kunnen goed in groepjes spelen en werken, maar die groepjes kunnen wel eens verschillen.
10. Bij de jongens D. en bij de meisjes R.
DE GROEP
11. Hoe om te gaan met elkaar. (niet pesten)
12. Elkaar aanraken en niet door de klas kletsen.
13. De groep is dan wat drukker. Ik heb een vaste vervanger voor compensatieverlof. Dit gaat goed.
14. Goed. Ze zijn meestal leuk bezig met balsporten doen en turnen op het klimrek.
15. Minimaal 1 uur.
16. Deze zijn in ieder geval gepland. Daarnaast gebeurt er wel eens iets onverwachts. Dit neem je dan mee.
ALGEMENE LEERPRESTATIES
17. 29 leerlingen.
18. Goed op niveau.
19. Ongeveer de helft.
20. 6 leerlingen.
21. Mijn mentor verwijst me hiervoor naar het leerlingvolgsysteem. Bij ieder kind ligt de verhouding tussen de prestaties bij (begrijpend) lezen, spelling en rekenen verschillend. Sommige kinderen zijn iets beter in rekenen, anderen weer iets beter in spelling. In vergelijking met de andere leerlingen is het niveau wel lager.
ORGANISATIE
22. Ja, over het algemeen wel. Er zijn er nog wel een paar die daar erg veel moeite mee hebben.
23. Ja. Ook beginnen wij iedere dag met een inloop waar ik tijd heb om de kinderen te begeleiden.
24. Nee.
25. Die hebben plusboek voor rekenen. En de hele goede leerlingen die over de hele linie goed scoren hebben levelwerk.
OVERZICHT SPECIFIEKE BEHOEFTEN
26. Met name D., T., B. en Y wat betreft gedrag.
INDIVIDUELE LEERPRESTATIES
27. Er zijn op ieder gebied wel kinderen die behoefte hebben aan een specifieke aanpak of extra hulp. Dit kan zijn voor lezen of rekenen of iets anders. Tijdens de inloop (dat is aan het begin van iedere dag een kwartier) werken de kinderen zelfstandig aan een bepaald leergebied. Dit is op sommige dagen een vak waar de kinderen moeite mee hebben. Andere dagen kan het bijvoorbeeld ook een rekenspelletje zijn.
28. Ja, het verschil in prestaties is er. Dat kan te maken hebben met de angst voor een (Cito) toets en niet in het gewone werk. Ook kan dat te maken hebben met een “slechte” dag of juist heel geconcentreerd iets maken. (“goede” dag)
29. Ja hoor. Bij de zwakkere kinderen moet je op zoek gaan naar de makkelijke verbeterpuntjes. Dingen waarbij snel resultaat te zien is voor de leerlingen. Dit werkt motiverend. De lat niet te hoog leggen in één keer, maar in stapjes jouw doel bereiken.
30. Daar kunnen ze op een goede manier mee omgaan. Niet iedereen is overal even goed in. Ze accepteren elkaar ook daarin.
31. Ja, die is voorhanden. Dit zijn de materialen die gebruikt worden tijdens de inloop. Dit zijn bijvoorbeeld rekenspelletjes, miniloco, leesboekjes, spellingbakkaarten. Ook op de computer kunnen de leerlingen werken met materialen via ambrasoft.
GEDRAG EN WERKHOUDING
32. Met gedragsproblemen helpt het als je duidelijk afspraken maakt met de kinderen en deze na korte tijd evalueert met ze. Een beloningssysteem helpt ook bij ze. Met werkhoudingsproblemen kijk je altijd eerst waar het aan ligt. Is het werk te makkelijk of moeilijk. Kan een kind zich niet concentreren, ligt het aan tempo omdat een leerling juist heel (overdreven) netjes wil werken, etc.
33. Ik denk dat ik bij de leerlingen met dit soort problemen wel de juiste snaar heb geraakt.
OUDERS
34. Ze zien dit vaak thuis ook en zijn welwillend om samen het beste te doen voor hun kind. Of dit thuis extra oefenen is, of juist vaak naar school komen om het lijntje zeer kort te houden tussen ouders en leerkracht.
LEERLINGEN MET SPECIFIEKE BEHOEFTEN
35. Daar heb ik er geen een van in de klas in vergelijking met de andere groep 5. Daar zit wel een “zwaar” figuur.
36. Zowel gedragsmatig als cognitief zeer zwak.
37. Ze zijn bezig met onderzoeken te doen waar dit gedrag vandaan komt en wat de beste hulp voor hem is.
38. Als je zo’n kind veel moet waarschuwen of andere maatregelen moet nemen, kan dat best wel een leiden tot vermindering van het plezier.
39. Wanneer je te veel leerlingen in je klas hebt met specifieke behoeften dan ben je wat graag blij met hulp die je krijgt van IB-er, RT-er en ouders.
40. Ik vind dat je de kinderen zolang mogelijk op het reguliere onderwijs moet houden. Wanneer het plezier van de leerling om naar school te gaan daalt omdat hij/zij altijd op zijn/haar tenen moet lopen, is het soms beter om op zoek te gaan naar een alternatief.
DE INTERN BEGELEIDER
41. De IB-er heeft een begeleidende rol voor iedere leerkracht. Je kunt altijd naar haar toe lopen met vragen die je hebt. Ook is zij de contactpersoon tussen andere instanties en de school.
42. Ik voel mij goed ondersteund als leerkracht.
Abonneren op:
Posts (Atom)